
Jurisprudentie
AY8246
Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-09-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/595 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/595 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verhoging WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht. Weigering betaling wettelijke rente over nabetaling. Overschrijding beslistermijn.
Uitspraak
04/595 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 januari 2004, 03/907 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 31 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. R.G. Willems-Cremers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 26 januari 1994 heeft appellant aan betrokkene met ingang van 3 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van betrokkene van 8 juni 2002 heeft appellant bij besluit van 18 december 2002 het WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd.
Bij besluit van 21 maart 2003 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling, bij bestreden besluit op bezwaar van 13 juni 2003 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 21 maart 2003 gegrond verklaard en aan betrokkene over de periode 1 september 2002 tot 26 februari 2003, zijnde de datum van de nabetaling, wettelijke rente toegekend.
Volgens de rechtbank is appellant ingaande 1 februari 1994 wettelijke rente verschuldigd.
Appellant erkent dat het besluit van 26 januari 1994 onrechtmatig was, maar vindt dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van dat besluit veeleer voor risico van betrokkene dienen te komen. Het dagloon is destijds vastgesteld op basis van de gegevens die door betrokkene en zijn werkgever zijn verstrekt. Betrokkene heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de dagloonvaststelling en heeft eerst na verloop van lange tijd verzocht om herziening van het dagloon.
De Raad overweegt als volgt.
Zoals blijkt uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005 (LJN AU8835) onderschrijft de Raad het standpunt van appellant.
Zoals uit die uitspraak ook blijkt, had appellant wel binnen de wettelijke beslistermijn op het op 11 juni 2002 ontvangen verzoek van betrokkene van 8 juni 2002 moeten beslissen. Door dit eerst op 18 december 2002 te doen is die termijn overschreden. Terecht heeft appellant in verband daarmee besloten ingaande 1 september 2002 wettelijke rente over de nabetaling te vergoeden.
Het voorgaande betekent echter niet dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden. Ter zitting is gebleken dat appellant heeft verzuimd rente over rente toe te kennen. De rechtbank heeft dan ook het bestreden besluit terecht vernietigd, zij het op onjuiste gronden. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat appellant met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van betrokkene.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
EK2406

